Onno de Feyter vond haar op de top van een winderige heuvel. Het instrumentenpaneel van haar machine stond nog aan: een trillend oranje waas schoof over het scherm en wiste een voor een de jaartallen langs de x-as uit.

Ze keek uit over de Golf van Mexico: een kleine vrouw, die zo kaarsrecht stond, dat hij een ongemakkelijke steek in zijn eigen ruggegraat voelde. Zijn hart ging naar haar uit. Als een vrouwelijke Mozes had ze de Chicano's uit de Vallei der Vergetelheid weggeleid, en nu zou haar Beloofde Land over enkele minuten verdampen als een luchtspiegeling.

Het zeepaleis van Chimotec IV torende boven de einder uit, zo massief dat de dunne lijn van de horizon onder zijn gewicht leek door te buigen. De doorzichtige zeilen waren zeshoeken van stromend water, maar net te onderscheiden tegen het strakke blauw van de hemel.

'Twaalf kilometer lang,' zei ze. 'Een volmaakter Avalon, zeilend naar de gouden pagodes van China.'

'Hier draagt China een heel andere naam,' zei hij ruw. 'En barbaren hebben de goudfolie van zijn pagodes gepeld.'

'Ik probeerde thuis te komen,' zei ze. Het klonk niet als een verontschuldiging.