Zo onverslaanbaar als de Engelsen met hun spookverhalengenre zijn, zo onovertrefbaar en onverbeterlijk mogen de Amerikanen genoemd worden in het horror-genre. De betrekkelijk jonge traditie in de Verenigde Staten, die in de jaren dertig begon met de oprichting van de in horror gespecialiseerde uitgeverij Arkham House, met als grote stimulator August Derleth, heeft intussen al meer schrijvers en verhalen opgeleverd dan de veel langere traditie in Engeland. Kenmerkend voor het Amerikaanse horror-verhaal zijn de kortheid, en de wijze waarop de effecten zo gedoseerd worden dat de lezer telkens weer wordt verbluft. Kortom, technisch meesterschap. Grootste van allemaal - Robert 'Psycho' Bloch - is vertegenwoordigd met twee van z'n meest spectaculaire verhalen, naast Fredric Brown, die met zijn Kans op een beer niet zozeer een Rosemary's baby dan wel een Rosemary's beer aan de lezer voorzet. Dat aan de Engelse bedrijvers van het genre niet geheel mag worden voorbijgezien, bewijzen onder meer A.M. Burrage met een ongewoon en bloedstollend vampierverhaal, en Sir Arthur Conan Doyle met een subtiel-sadistisch relaas over een vrouw die haar ontrouw moest bekopen met een verschrikkelijke confrontatie... met zichzelf.

Literaire hoogtepunten in deze bundel zijn de van obsessies en aberraties doortrokken verhalen van Flannery O'Connor, David Ely en Kathleen Curran. Hoogtepunt? Wat de samensteller, Erik Lankester betreft: Het onverwachte voedsel van de Russische auteur M. Koesmin: het einde van het verhaal doet niet onder voor het allerbeste van Roald Dahl.