Satan [Hebreeuws] – Tegenstander; volgens het Oude Testament behoort hij tot de kring der hemelwezens die voor God verschijnen; hij treedt op als aanklager van de mens bij God; in apocriefe boeken treedt de Satan meer op de voorgrond: hij is een engel die wegens hoogmoed uit de hemel is gestoten; hij is nog machtig en blijft zijn heerschappij op aarde uitoefenen; bij het aanbreken van het Duizendjarige Rijk wacht hem echter het eeuwige vuur; in het Nieuwe Testament treedt hij op als de grote tegenstander van God, als degene die het kwaad bewerkt; één der namen voor de duivel.