Ondanks de goede zorgen van zijn vader Gunnar en zijn tante Elisabeth wil de 15 jarige Lerris maar niet deugen. Na een mislukte poging de jongen als gezel in de leer te doen bij de schrijnwerker Sardit, rest Gunnar en Elisabeth een laatste kans om Lerris voor een onbestemde toekomst te behoeden. En wel via een opleiding als ruiniger in Nylan, de Zwarte Stad op het eiland-koninkrijk Recluce, ooit de tegenpool van Fairhaven, kortweg Frven, de Witte Stad en als zodanig de woonplaats van een geheimzinnige kring van magiërs. Lerris zelf maakt zich meer zorgen over de ongekende magische krachten die hij in zichzelf bespeurt. Maar niemand kan hem er iets over vertellen. Of wil men hem niets vertellen? Toch blijkt uit alles dat de kracht waarmee hij speelt vrijwel onbeperkt is. En bovendien, Lerris kan zich maar niet onttrekken aan het idee dat iemand - iets? - met hem speelt.