Als je de ontstaansgeschiedenis van dit verhaal zo leest, dan krijg je toch wel bewondering voor het doorzettingsvermogen van Johan. Hij was een jaar of zestien a zeventien toen hij er voor het eerst aan begon. Hij printte het uit op een luidruchtige matrixprinter (iemand die, buiten mij om, nog weet wat voor een ding dat was?), maar voordat het verhaal af was, gooide hij het in de prullenbak en wiste het van de harde schijf. Dat, omwille van een aantal expliciete scenes in het verhaal, waarvan hij wist dat die nooit door de strenge kerkgemeenschap, waartoe hij met zijn familie behoorde, geaccepteerd zouden worden. Jaren betreurde hij het in de prullenbak gooien en wissen van het verhaal, maar daarmee kreeg hij het niet meer terug. En evenzovele jaren bleef het basisidee in zijn systeem zitten en in het voorjaar van 2018 begon hij het opnieuw te schrijven, met weliswaar andere ideeën, als toen hij zeventien was, maar in de basis was het nog hetzelfde. Het heeft al met al vijfentwintig jaar geduurd, voordat het verhaal uiteindelijk in zijn huidige kreeg. Hoezo, nooit opgeven. Het verhaal betekent voor hem een bevrijding van dogma’s en doctrines en daar kan ik alleen maar mijn bewondering over uitspreken! Dan tot slot nog even over de opdracht in het boek: ‘Voor Bianca, die niet zal toelaten dat ik ooit nog eens zomaar een manuscript weggooi.’ Ik zou hier haast: ‘Amen’ op willen zeggen!


In fysieke vorm is het niet een heel erg lang verhaal. Kan ik het een novelle noemen? Ik denk het niet. Als je de vorm van de paperback verkleint naar een pocket als een Zwart Beertje, of een prisma’tje uit de jaren zestig of zeventig, dan kom je zo’n beetje uit op de lengte (of zoals je wilt) dikte van die tijd. Een roman destijds was zo ongeveer een honderdtachtig pagina’s. En dat was het. Dat we nu verwend worden met boeken van tussen de driehonderd en vierhonderd pagina’s wil niet altijd zeggen dat het er beter op geworden is. Woorden zijn makkelijk en het papier is geduldig. Het wil zeker wat mij betreft niet zeggen dat de verhalen er beter op geworden zijn. Het is soms fijn dat je langer in een bepaalde wereld kunt verblijven, maar verder is meer niet altijd beter.


Wel... het verhaal, want daar gaat het tenslotte om. Georg (zou George Orwell van ‘1984’ voor hem model hebben gestaan?) Solon woont in het Nederland van de toekomst in een groene toren. Zijn eten en drinken komt uit de muur, zijn kleding wordt geprint en vermaak is er in alle overvloed. Maar maakt dat je ook gelukkig? Kan hij zich conformeren aan het idee van een perfecte en ideale groene toren bewoner te zijn? Er wordt van hem verwacht dat met de Kerst, geprinte groene takken aan de muur te hangen met schreeuwende kerstversieringen en dat er naast de voordeur een walgelijke kerstman prijkt, met witte baard en bolle buik, die Ho, Ho, Ho begint te brullen als er iemand maar in de buurt durft te komen. Georg heeft er een bloedhekel aan. Sfeerverlichting en wintertaferelen waren niet aan hem besteed, maar hij moet er aan meedoen om maar niet uit de toon te vallen in de toren. Zolang je score maar in het groen staat, dan is er niets aan de hand, maar als het geel, of zelfs maar oranje wordt... dan is het niet best. En dat is nou net wat er met Georg gebeurd. Waarom en wat er dan gebeurt... dat laat ik aan jou om verder te ontdekken.


Prima verhaal met een mooie én vooral onverwachte twist aan het einde. Alweer een aanrader van Johan Klein Haneveld!!!